Eva Duivenvoorden studeert Spatial Planning aan de Universiteit van Wageningen. Voor haar masterscriptie doet ze verkennend onderzoek naar de inrichting van beheer in de G40 gemeenten, het netwerk van (middel)grote steden in ons land.
Wat ga je precies onderzoeken?
“De hoofdvraag van mijn scriptie is: Wat zien gemeenten als belemmeringen in hun huidige beleid en organisatie voor integraal beheer van de openbare ruimte? Het is een onderzoek naar hoe beheer bij gemeenten is georganiseerd. Wie zijn er betrokken? Welke hulpmiddelen zijn er beschikbaar en hoe zijn die verdeeld? In een of in meer portefeuilles? Welke regels zijn er, welke gedachtegang heerst er? De publieke ruimte komt steeds meer onder druk te staan, ik ga kijken naar wat de transities die eraan komen doen met de uitvoering bij gemeenten.”
Waarom is jouw scriptie van belang?
“In de wetenschap is er sprake van een kennisleemte over beheer, maar ook vanuit de beleidswereld op het gebied van planning is er weinig geschreven over het al bestaande stedelijk gebied. Het is een bijna onbenoemd gebied. In rapporten van gemeenten zijn er vaak maar een paar zinnetjes of enkele alinea’s over geschreven. Mijn scriptie is een voorverkenning voor verder onderzoek. Het leuke hiervan is dat we aan het begin staan van iets heel nieuws. Voor veel wat we tot nu toe doen in de beheerwereld is er eigenlijk geen wetenschappelijk bewijs of onderbouwing. Om daar te komen wilde ik eerst een stapje terug doen en exploratief onderzoek doen en dingen die we voor normaal en logisch aannemen eerst kritisch bekijken.”
Waarom heb je gekozen voor G40 gemeenten?
“G40 gemeenten zijn allemaal middelgrote gemeenten, die door hun omvang met dezelfde problemen kampen, maar tegelijkertijd ook regio specifieke problemen hebben. Dit maakt het ondanks de variatie toch mogelijk om ze te vergelijken. De G40 gemeenten hebben meer capaciteit dan een gemiddelde gemeente. En de G40 gemeenten zijn de grootste groep, zij zullen een belangrijke rol spelen in het oplossen van de problemen. Dus het is interessant om te weten hoe die gemeenten handelen.”
Hoe is je onderzoek ingericht?
“Ik heb vijf maanden de tijd. In november ben ik begonnen, dus in april moet het af zijn. Het grootste deel van het onderzoek bestaat uit interviews. Per gemeente spreek ik twee keer met iemand die op een strategische positie binnen de beheerwereld zit. Het gaat om mensen die inzicht hebben in wat er speelt op de werkplek. Vervolgens staaf ik hun verhaal aan de hand van beleidsrapporten.”
Wat is je tot nu toe opgevallen?
“Gelden zijn verdeeld over verschillende portefeuilles. Riolering is bijvoorbeeld een andere portefeuille dan bovengrondse infrastructuur. Integraal beheer gaat het beste per wijk, niet per straat of per asset. De gemeenten zien dit vaak als obstakel en vinden dat de portefeuilles beter op een hoop gegooid kunnen worden om het geld efficiënter te besteden. Maar daarvoor moet er een andere politieke denkcultuur komen en institutionele veranderingen. Je kunt beter samen een doel bereiken dan per se je eigen portefeuille willen behouden.”